Helaas kon ik de eerste avond op 19 maart 2007 niet aanwezig zijn, maar maandag 23 april 2007 bezocht ik samen met Suzanne van Wiggen en Ben Brands de 2e rondetafelgesprekken uit de reeks van drie avonden rond het thema armoede. Het thema van deze avond was langdurige armoede en de gevolgen voor mensen met een zorgvraag. Een interessant onderwerp voor onze gemeente, omdat een groot deel van de Vughtse minima behoort tot het zogenoemde ‘granieten bestand’. Deze groep is zeer moeilijk bemiddelbaar en uit de armoede te helpen, waardoor ze langdurig in armoede leven.
De drie avonden die door Stichting Welzijn Vught (SWV) worden georganiseerd passen prima in het streven van deze coalitie. Sinds het begin van deze periode is er al veel ondernomen op het gebied van armoedebestrijding in Vught. Zo is voor veel regelingen de norm opgetrokken tot 120% om een armoedeval te voorkomen en is de mogelijkheid deel te nemen aan een collectieve ziektekostenverzekering gecreëerd. Daarnaast is met behulp van het armoedefonds van de provincie gestart met huisbezoeken aan ouderen in De Baarzen, het project “Inzicht†door het platform Ouderen, Minima en Gehandicapten (MOG) [inzicht is een project waarbij driewekelijks tastbare verhalen over armoede in het Klaverblad verschijnen] en deze drie avonden van SWV.
Het viel me op dat het een goedbezochte avond was. Er waren zo’n stuk of acht deskundigen in de binnenste kring, met daaromheen een groep van circa dertig man geïnteresseerden. De avond werd ingeleid door een verhaal van de voorzitter van de Vughtse voedselbank over de werkwijze van de organisatie. Daarna brak onder leiding van de gespreksleidster de discussie los over de problemen en later over mogelijke oplossingen. Toch kreeg ik gaandeweg de avond steeds meer het idee dat dit soort avonden ondanks de grote opkomst niet direct tot succes leiden.
Uit de discussie kwam onder andere naar voren dat op armoede en praten over armoede een taboe rust. Een doel zou dus moeten zijn om armoede bespreekbaar te maken (dit was ook een van de doelen uit de uitnodiging). Daarnaast werd geconstateerd dat er wel werd gesproken over armoede, maar dat er – op enkele uitzonderingen na – weinig mensen met ervaring in de armoede in de zaal zaten. Toen kwam bij mij de vraag op of we wel met de juiste groep mensen in deze zaal zaten.
De groep mensen in de zaal waren geïnteresseerd of beroepsmatig betrokken bij armoedebestrijding. Armoede is voor deze groep dus niet zozeer een taboe. Om het taboe te doorbreken moet je dus niet met deze groep gaan spreken, maar moet naar buiten worden getrokken om het onderwerp bespreekbaar te maken (“Inzicht†is daar wellicht wel betere methode voor). En als we deze avond willen gebruiken om het nut en de wenselijkheid van maatregelen te bespreken zouden we wellicht liever met de doelgroep zelf spreken.
Deze bedenkingen nemen niet weg dat het goed is om in gesprek te blijven over armoede in Vught. Wat dat betreft zijn we op de goede weg. Maar willen we meer doen, dan zullen we juist mensen die niet direct geïnteresseerd zijn moeten kunnen bereiken en een manier moeten vinden om de wenselijkheid van maatregelen te bespreken met ervaringsdeskundigen uit de praktijk.
Toine van de Ven